Kennislacunes

Inleiding

Tijdens de herziening van de richtlijn ‘Licht traumatisch hoofd-/hersenletsel in de acute fase’ is systematisch gezocht naar onderzoeksbevindingen die nuttig konden zijn voor het beantwoorden van de uitgangsvragen. Een deel (of een onderdeel) van de hiervoor opgestelde zoekvragen is met het resultaat van deze zoekacties te beantwoorden, een groot deel echter niet. Door gebruik te maken van de evidence-based methodiek (EBRO) is duidelijk geworden dat er nog kennislacunes bestaan. De werkgroep is van mening dat (vervolg)onderzoek wenselijk is om in de toekomst een duidelijker antwoord te kunnen geven op vragen uit de praktijk. Om deze reden heeft de werkgroep per module aangegeven op welke vlakken nader onderzoek gewenst is.

 

Module Couperen van stollingsbeïnvloedende medicatie

De huidige aanbevelingen zijn slechts gebaseerd op observationele, vaak retrospectieve studies met korte follow-up duur, waarbij de uitkomstmaten vaak stollingsactiviteit was, maar geen klinische uitkomstmaten zijn meegenomen. Goed opgezet, direct vergelijkend onderzoek tussen verschillende de verschillende antagonisten en verschillende doses van de antagonisten onderling ontbreekt. Specifieke kennislacunes zijn:

• Wat is het effect van een trombocytentransfusie bij patiënten met een traumatische intracerebrale bloeding onder TAR gebruik. 
• Wat is het effect van antagoneren van DOAC’s patiënten met traumatische intracraniële bloedingen, zoals traumatische subarachnoïdale bloedingen of kleine contusiehaarden. Welke patiënten hoeven niet te worden behandeld met antagonerende middelen?