Zeven nieuwe modules bij de richtlijn Vaginale kunstverlossing
Bijna tien procent van alle bevallingen in Nederland eindigt in een vaginale kunstverlossing. Om de zorg rondom deze ingreep verder te verbeteren, zijn zeven nieuwe modules toegevoegd aan de bestaande richtlijn.
Deze modules bieden richtlijnen voor de begeleiding en behandeling van vrouwen die een vaginale kunstverlossing in de tweede of derde lijn krijgen of hebben gehad.
Inhoud van de richtlijn
De richtlijn beschrijft de beste zorg rondom een vaginale kunstverlossing in de tweede of derde lijn op basis van de meest actuele inzichten. De nieuwe modules gaan onder andere in op:
- Voorlichting over een vaginale kunstverlossing
- Preventie van een vaginale kunstverlossing
- Snelheid van aanleggen van het vacuüm
- Fundusexpressie
- Profylactische antibiotica
- Staken van een poging tot vaginale kunstverlossing
- Nazorg
Daarnaast bevat de richtlijn adviezen over kunstverlossingen bij à terme en preterme bevallingen, het gebruik van echografie voorafgaand aan de ingreep, vacuümextractie na microbloedonderzoek (MBO) en vacuümextractie bij een foetaal caput dat zich nog boven de interspinaallijn bevindt.
Samenwerking
De richtlijn is ontwikkeld op initiatief van de Nederlandse Vereniging voor Obstetrie en Gynaecologie (NVOG), in samenwerking met de Koninklijke Nederlandse Organisatie van Verloskundigen (KNOV) en de Patiëntenfederatie Nederland. Het traject is begeleid door het Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten en gefinancierd door de Stichting Kwaliteitsgelden Medisch Specialisten (SKMS).