Nieuwe modules in richtlijn Cervixcytologie en hrHPV
De richtlijn Cervixcytologie en hrHPV is uitgebreid met drie nieuwe modules die zorgverleners een actueel kader bieden voor de detectie en beoordeling van cervixafwijkingen.
Deze uitbreiding zorgt voor betere aansluiting bij het bevolkingsonderzoek baarmoederhalskanker en de huidige richtlijnen voor gynaecologen.
De richtlijn bevat aanbevelingen voor de cervixcytologie van uitstrijkjes en aanvullende technieken zoals hrHPV-genotypering, dual-staining en computer ondersteunende screening. De richtlijn is van toepassing op indicatieve uitstrijkjes bij klachten voor behandelde en onbehandelde CIN-laesies.
De nieuwe modules die zijn toegevoegd:
- Moleculaire technieken detectie CIN2+: Adviezen over de inzet van hrHPV16/18/other genotypering en methyleringstest bij personen met klachten en een hrHPV positieve PAP2/PAP3a1.
- Cytologische technieken detectie CIN2+: Aanbevelingen voor het gebruik van p16/Ki67 kleuring bij personen met klachten en een hrHPV-positief uitstrijkje met PAP2/PAP3a1.
- Computer ondersteunend en digitaal screenen: Richtlijnen voor het inzetten van computer-ondersteunend screenen (COS) als betrouwbaar alternatief voor manueel screenen, inclusief toekomstgerichte aanbevelingen voor digitale cytologie met AI.
Overige wijzigingen
De richtlijn is daarnaast hernoemd van 'Cervixcytologie' naar 'Cervixcytologie en hrHPV', wat de integratie van beide componenten weerspiegelt. Een belangrijke verbetering is de harmonisatie van verwijsadviezen: personen met klachten bij wie hrHPV16/18 of hrHPV-other wordt aangetroffen in combinatie met Pap2 en 3a1 worden volgens dezelfde criteria doorverwezen als in het bevolkingsonderzoek. De controletermijn is verlengd van 6 naar 12 maanden, wat de zorgbelasting vermindert en beter aansluit bij de natuurlijke ontwikkeling van cervixafwijkingen. De KOPAC-extra B2j code is opnieuw geïntroduceerd voor meer diagnostische precisie.
Samenwerking
De richtlijn is ontwikkeld op initiatief van de Nederlandse Vereniging voor Pathologie (NVVP) en in samenwerking met laboratoriummedewerkers (NVML), gynaecologen (NVOG), huisartsen (NHG), Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM), Stichting Palga en Stichting Olijf. Het Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten heeft het traject begeleid. Financiering is afkomstig van de Stichting Kwaliteitsgelden Medisch Specialisten (SKMS).