Ondervoeding bij patiënten met kanker

Initiatief: LWDO Aantal modules: 30

Ondervoeding - RSW bij verschillende behandelingen

Uitgangsvraag

Is er verschil in de ruststofwisseling bij patiënten met kanker bij de verschillende soorten behandeling?

Aanbeveling

In de onderbouwing worden de effecten van de volgende behandelingen beschreven:

  • Adjuvante chemotherapie bij borstkanker
  • Chemotherapie bij gemetastaseerde borstkanker
  • Chemotherapie bij actieve longkanker
  • Radiotherapie en chemoradiatie bij actieve hoofdhalskanker
  • Radiotherapie voor gynaecologische maligniteiten

Overwegingen

Er zijn geen overwegingen beschreven.

Onderbouwing

Chemotherapie bij gemetastaseerde borstkanker

Niveau 3

Er zijn aanwijzingen dat gedurende adjuvante chemotherapie bij borstkanker de ruststofwisseling onveranderd blijft dan wel tijdelijk daalt en na beëindiging van de chemotherapie weer op het niveau komt van voor de chemotherapie.

C: [Campbell et al 2007 (1); Del Rio et al, 2002 (2); Harvie et al, 2004 (3); Demark-Wahnefried et al, 1997 (4); Demark-Wahnefried et al, 2001 (5); Harvie et al, 2005 (7)]


Chemotherapie bij actieve longkanker

Niveau 3

Er zijn aanwijzingen dat gedurende chemotherapie voor actieve longkanker de ruststofwisseling daalt.

C: [Staal-van den Brekel et al, 1997 (8); Harvie et al 2003 (9)]


Radiotherapie en chemoradiatie bij actieve hoofdhalskanker 

Niveau 3

Er zijn aanwijzingen dat de ruststofwisseling gecorrigeerd voor vetvrije massa (REE/FFM)  na beeindiging van de chemoradiatie hoger is dan voor aanvang van de behandeling.

C: [Garcia-Peris, et al 2005 (10); Silver et al, 2007 (11)]

 

Er kan geen uitspraak worden gedaan over het beloop van de ruststofwisseling tijdens en na radiotherapie voor hoofdhalskanker.

C: [Ng et al, 2004 (15)]

 

Er zijn aanwijzingen dat bij patiënten met hoofdhalskanker een hogere hoeveelheid energie en eiwit gedurende de bestralingsperiode een gunstiger effect heeft op ondervoeding dan een lagere hoeveelheid energie en eiwit.

Er kan geen uitspraak worden gedaan over de benodigde hoeveelheid energie en eiwit die toereikend is voor behoud van gewicht en vetvrije massa gedurende de bestralingsperiode.

B: [Jager-Wittenaar et al, 2011 (13)]
C: [Berg van den et al, 2006 (12)]


Radiotherapie voor gynaecologische maligniteiten

Niveau 3

Er zijn aanwijzingen dat gedurende radiotherapie voor gynaecologische maligniteiten de ruststofwisseling gecorrigeerd voor FFM gelijk blijft.

C: [Pia de la Maza et al, 2001 (16)]

Niveau 3

Er zijn aanwijzingen dat twee jaar na de radiotherapie de ruststofwisseling en de ruststofwisseling gecorrigeerd voor FFM is gedaald.

C: [Pia de la Maza et al, 2004 (14); dezelfde onderzoeksgroep als 2001]

Adjuvante chemotherapie bij borstkanker
Campbell et al [2007 (1)] lieten bij vrouwen met borstkanker gedurende adjuvante chemotherapie geen verandering in de REE zien. Hij vond een niet significante toename van het gewicht met een toename in FM en gelijkblijvende FFM. 
Diverse studies bij zowel menopauzale als pre-menopauzale vrouwen lieten een verlaging van de REE zien gedurende chemotherapie. Del Rio et al [2002 (2)] vergeleken bij menopauzale vrouwen die adjuvante chemotherapie kregen (6 kuren CMF) de REE vlak voor de 1e kuur met de REE vlak na de 1e kuur; de REE daalde. Hetzelfde effect werd gezien vlak voor en vlak na de 6e kuur. Dit effect trad ook op bij zeven vrouwen die vooraf aan de adjuvante chemotherapie één placebo-infuus kregen. Tussen baseline en zes maanden werd gewichtstoename gezien met zowel toename van de FFM als toename van de FM. De REE steeg evenredig met de gewichtstoename echter de REE/FFM veranderde niet. Harvie et al [2004 (3)] lieten bij patiënten met borstkanker (76% pre-menopauzaal) die adjuvante chemotherapie ondergingen, zien dat de REE daalde gedurende de chemotherapie waarna deze na drie maanden postchemotherapie weer steeg tot dezelfde waarde als voor de chemotherapie. In deze studie werd gedurende en na de chemotherapie een gewichtstoename gezien met een stijging van de vetmassa en een daling van de vetvrije massa. Demark-Wahnefried et al [1997 (4)] volgden pre-menopauzaal vrouwen met borstkanker vanaf twee weken voorafgaand aan de chemotherapie tot direct na beëindiging van de chemotherapie. De REE daalde van baseline tot halverwege de chemotherapie waarna deze weer steeg aan het eind van de chemotherapie tot dezelfde waarde als bij baseline. Er werd geen verschil gezien in lichaamsgewicht, lichaamssamenstelling, met uitzondering van een trend in vermindering van de vetvrije massa. Een jaar na de chemotherapie werd een gewichtstoename van gemiddeld +3,8 kg gezien. 
Demark-Wahnefried et al [2001 (5)] onderzochten pre-menopauzaal vrouwen met borstkanker vanaf maximaal drie weken na diagnose tot één jaar na diagnose. De behandeling bestond uit chirurgie met of zonder radiotherapie en adjuvante chemotherapie of chirurgie met of zonder radiotherapie zonder chemotherapie. De REE veranderde niet significant gedurende één jaar follow-up en was ook niet verschillend tussen de chemotherapie en niet-chemotherapie groep. Resultaten van een studie van Kutynec et al [1999 (6)] vergeleken pre-menopauzaal vrouwen met borstkanker gedurende adjuvante chemotherapie en vrouwen met borstkanker gedurende adjuvante radiotherapie. De REE/kg FFM steeg significant gedurende beide behandelingen. Tussen de nulmeting en de meting na afronding van de behandeling werd in beide groepen geen verandering van het lichaamsgewicht en de FM gezien, de FFM verminderde. 

Chemotherapie bij gemetastaseerde borstkanker
Harvie et al [2005 (7)] lieten bij vrouwen met gemetastaseerde borstkanker, waarbij de menopauzale status niet werd beschreven, geen verandering in de REE gedurende chemotherapie zien. Gedurende chemotherapie werd echter wel een gewichtsverandering gezien, met een significante toename van de FM en een trend in verlies van FFM. 

Chemotherapie bij actieve longkanker
Staal-van den Brekel et al [1997 (8)] onderzochten nieuw gediagnosticeerde SCLC patiënten gedurende chemotherapie. Alle patiënten hadden een verhoogde REE voorafgaand aan de behandeling. De REE en REE/kg FFM daalden significant gedurende de chemotherapie. Lichaamsgewicht en lichaamssamenstelling bleven gelijk. Harvie et al [2003 (9)] onderzochten patiënten met vergevorderde NSCLC gedurende chemotherapie. Bij de mannen werd een significante daling in de REE gezien met een minimale gewichtstoename, een significante toename van de FM en een trend in verlies van FFM. Bij de vrouwen traden geen veranderingen op in de REE, de FM en de FFM. 

Radiotherapie en chemoradiatie bij actieve hoofdhalskanker
Garcia-Peris et al [2005 (10)] lieten bij patiënten met hoofdhalskanker gedurende chemoradiatie zien dat de REE gemeten met indirecte calorimetrie een U-vorm volgde met een daling van de REE en REE/kg FFM tijdens therapie en een stijging aan het einde en na de therapie. De REE/kgFFM was 2 weken na beëindiging van de therapie hoger dan vooraf aan de behandeling. 
Silver et al [2007 (11)] vergeleken de REE (gemeten met indirecte calorimetrie) vooraf aan de chemoradiatie met de REE 1 maand na chemoradiatie bij patiënten met hoofdhalscarcinoom. De REE was op deze momenten niet veranderd, de REE/kg FFM was 1 maand na chemoradiatie hoger dan voor aanvang van de therapie. Ng et al. (2004)bepaalden de REE bij patiënten met een nasopharynx carcinoom voorafgaand aan de radiotherapie tot 6 maanden na het einde van de radiotherapie. Er werd een daling in de REE gezien aan het eind van de radiotherapie en twee en zes maanden na radiotherapie, geen daling voor de REE/kg lichaamsgewicht en een daling van de REE/kg FFM bij 2 en 6 maanden na radiotherapie. Van den Berg et al [2006 (12)]lieten bij patiënten met hoofdhalskanker gedurende radiotherapie zien dat bij een gemiddelde energie-inname van 30-35 kcal/ kg lichaamsgewicht patiënten toch nog afvallen tijdens de bestralingsperiode. Ondanks een stijging van de inname na de bestraling daalde het gewicht gedurende zes maanden na de bestraling alsnog. Jager-Wittenaar et al [2011 (13)]onderzochten bij patiënten met hoofdhalskanker veranderingen in de lichaamssamenstelling gedurende en na radiotherapie al of niet gecombineerd met chemotherapie. Tevens werd vóór en na de radiotherapie de energie- en eiwitinname bepaald. Resultaten lieten zien dat patiënten met een hogere energie- en eiwitinname minder gewicht en vetvrije massa verloren dan patiënten met een lagere energie- en eiwitinname. Na de behandeling trad alleen gewichtstoename en toename van de vetvrije massa op bij patiënten met een hogere energie- en eiwitinname. De auteurs schreven het gunstig effect op toename van gewicht en vetvrije massa vooral toe aan de hoge eiwitinname bij gelijktijdige hoge energieinname. 

Radiotherapie voor gynaecologische maligniteiten
Pia de la Maza et al [2001 (14)] onderzochten vrouwen voor en na bekkenbestraling voor actieve gynaecologische maligniteiten. De REE was verhoogd aan het begin van de behandeling maar daalde significant na vijf weken zonder verandering van de REE/kg FFM. Gedurende de bestraling daalde het lichaamsgewicht en de vetvrije massa significant waarbij de vetmassa stabiel bleef. Twee jaar na de bekkenbestraling zijn deze vrouwen opnieuw gemeten [Pia de la Maza et al, 2004 (14)]. De resultaten lieten een toename van het lichaamsgewicht en de vetmassa zien en een daling van het percentage vetvrije massa. De REE en REE/FFM waren gedaald t.o.v. de situatie vooraf aan de bestraling, mogelijk als gevolg van verlaagde fysieke activiteiten. Fysieke (dagelijkse) activiteiten waren middels ‘recalls' nagevraagd.

  1. 1 - Campbell KL, Lane K, Martin AD, Gelmon KA, McKenzie DC. Resting energy expenditure and body mass changes in women during adjuvant chemotherapy for breast cancer. Cancer Nurs 2007;Mar-Ap.30(2):95-100.
  2. 2 - Del Rio G, Zironi S, Valeriani L, Menozzi R, Bondi M, Bertolini M, et al. Weight gain in women with breast cancer treated with adjuvant cyclophosphomide, methotrexate and 5-fluorouracil. Analysis of resting energy expenditure and body composition. Breast Cancer Res Treat 2002;Jun.73(3):267-73.
  3. 3 - Harvie MN, Campbell IT, Baildam A, Howell A. Energy balance in early breast cancer patients receiving adjuvant chemotherapy. Breast Cancer Res Treat. 2004 Feb;83(3):201-10.
  4. 4 - Demark-Wahnefried W, Hars V, Conaway MR, Havlin K, Rimer BK, McElveen G, et al. Reduced rates of metabolism and decreased physical activity in breast cancer patients receiving adjuvant chemotherapy. Am J Clin Nutr 1997;May.65(5):1495-501.
  5. 5 - Demark-Wahnefried W, Peterson BL, Winer EP, Marks L, Aziz N, Marcom PK, et al. Changes in weight, body composition, and factors influencing energy balance among premenopausal breast cancer patients receiving adjuvant chemotherapy. J Clin Oncol 2001;May 1:19(9):2381-9.
  6. 6 - Kutynec CL, McCargar L, Barr SI, Hislop TG. Energy balance in women with breast cancer during adjuvant treatment. J Am Diet Assoc. 1999 Oct;99(10):1222-7.
  7. 7 - Harvie MN, Howell A, Thatcher N, Baildam A, Campbell I. Energy balance in patients with advanced NSCLC, metastatic melanoma and metastatic breast cancer receiving chemotherapy--a longitudinal study. Br J Cancer. 2005 Feb 28;92(4):673-80.
  8. 8 - Staal-van den Brekel AJ, Schols AM, Dentener MA, ten Velde GP, Buurman WA, Wouters EF. Metabolism in patients with small cell lung carcinoma compared with patients with non-small cell lung carcinoma and healthy controls. Thorax. 1997 Apr;52(4):338-41.
  9. 9 - Harvie MN, Campbell IT, Thatcher N, Baildam A. Changes in body composition in men and women with advanced nonsmall cell lung cancer (NSCLC) undergoing chemotherapy. J Hum Nutr Diet. 2003 Oct;16(5):323-6.
  10. 10 - Garcia-Peris P, Lozano MA, Velasco C, de La Cuerda C, Iriondo T, Breton I, et al. Prospective study of resting energy expenditure changes in head and neck cancer patients treated with chemoradiotherapy measured by indirect calorimetry. Nutrition 2005;Nov-Dec:21(11-12):1107-12.
  11. 11 - Silver HJ, Dietrich MS, Murphy BA. Changes in body mass, energy balance, physical function, and inflammatory state in patients with locally advanced head and neck cancer treated with concurrent chemoradiation after low-dose induction chemotherapy. Head Neck. 2007 Oct;29(10):893-900.
  12. 12 - Berg van den MG, Rasmussen-Conrad EL, Gwasara GM, Krabbe PF, Naber AH, Merkx MA. A prospective study on weight loss and energy intake in patients with head and neck cancer, during diagnosis, treatment and revalidation. Clin Nutr 2006;Oct;25(5):765-72.
  13. 13 - Jager-Wittenaar H, Dijkstra PU, Vissink A, Langendijk JA, van der Laan BF, Pruim J, et al. Changes in nutritional status and dietary intake during and after head and neck cancer treatment. Head Neck 2011 Jun;33(6):863-70.
  14. 14 - Pia de la Maza M, Agudelo GM, Yudin T, Gattas V, Barrera G, Bunout D, et al. Long-term nutritional and digestive consequences of pelvic radiation. J Am Coll Nutr. 2004 Apr;23(2):102-7.
  15. 15 - Ng K, Leung SF, Johnson PJ, Woo J. Nutritional consequences of radiotherapy in nasopharynx cancer patients. Nutr Cancer. 2004;49(2):156-61.
  16. 16 - Pia de la Maza M, Gotteland M, Ramirez C, Araya M, Yudin T, Bunout D, et al. Acute nutritional and intestinal changes after pelvic radiation. J Am Coll Nutr. 2001 Dec;20(6):637-42.

Autorisatiedatum en geldigheid

Laatst beoordeeld  : 15-01-2012

Laatst geautoriseerd  : 15-01-2012

Geplande herbeoordeling  :

De geldigheidsduur van deze richtlijn is vastgesteld op 3 jaar. De geldigheidstermijn voor de richtlijn wordt vanuit het programma bureau Integraal Kankercentrum Nederland bewaakt. Om verscheidene redenen kan herziening eerder dan beoogd nodig zijn. LWDO toetst daarom jaarlijks de actualiteit van de richtlijn. Het bestuur van deze landelijke werkgroep draagt de verantwoordelijkheid om de behoefte voor herziening van de huidige richtlijn bij de beroepsgroepen te peilen. Zo nodig zal de richtlijn tussentijds op onderdelen worden bijgesteld.

Uiterlijk in 2013 zal een nieuwe multidisciplinaire werkgroep worden geïnstalleerd voor een herziene versie van de richtlijn.

 

Initiatief en autorisatie

Initiatief:
  • Landelijke Werkgroep Diëtisten Oncologie
Geautoriseerd door:
  • Nederlandse Vereniging voor Heelkunde
  • Nederlandse Vereniging voor Radiotherapie en Oncologie

Algemene gegevens

Aanleiding

In 2001 heeft de Vereniging van Integrale Kankercentra (VIKC, thans IKNL locatie Utrecht) negentien Landelijke Verpleegkundige Oncologische richtlijnen uitgegeven. De richtlijnen zijn beschikbaar via Oncoline. Eén van de richtlijnen is de richtlijn Voedingstekort. In 2006 is besloten om de richtlijnen volgens prioritering in het verpleegkundig veld te herzien. De Landelijke Werkgroep Diëtisten Oncologie (LWDO) en de Vereniging van Verpleegkundigen en Verzorgenden Nederland Oncologie (V&VN oncologie) hebben in 2007 het initiatief genomen om de verpleegkundige richtlijn Voedingstekort te herzien tot een multidisciplinaire richtlijn Ondervoeding bij patiënten met kanker volgens evidence based richtlijnmethodiek. Herziening van de richtlijn is nodig omdat de afgelopen jaren de inzichten op verschillende onderdelen veranderd zijn. Door middel van een enquête onder medisch specialisten, verpleegkundigen, diëtisten en patiënten is een inventarisatie gemaakt van de belangrijkste knelpunten in de dagelijkse praktijk.

 

Initiatief

Verpleegkundigen en Verzorgenden Nederland Oncologie

 

Organisatie

Integraal Kankercentrum Nederland (IKNL)

 

Autoriserende verenigingen

Verpleegkundigen en Verzorgenden Nederland Oncologie (V&VN afdeling oncologie)

Landelijke Werkgroep Diëtisten Oncologie (LWDO)

Nederlandse Vereniging van Diëtisten (NVD)

Nederlandse Vereniging voor Radiotherapie en Oncologie (NVRO)

Vereniging van Specialisten in Ouderengeneeskunde,Verenso (voorheen NVVA)

Nederlandse Verening voor Heelkunde (NVvH)

 

Ingestemd met de inhoud

Nederlandse Federatie van Kankerpatiëntenorganisaties (NFK)

Nederlands Huisartsen Genootschap (NHG)

 

Houderschap

De houder van de richtlijn moet kunnen aantonen dat de richtlijn zorgvuldig en met de vereiste deskundigheid tot stand is gekomen. Onder houder wordt verstaan de verenigingen van beroepsbeoefenaren die de richtlijn autoriseren. IKNL is financieel verantwoordelijk en draagt zorg voor het beheer en de ontsluiting van de richtlijn.

 

Juridische betekenis

Een richtlijn is geen wettelijk voorschrift, maar wetenschappelijk onderbouwde en breed gedragen inzichten en aanbevelingen waaraan zorgverleners zouden moeten voldoen om kwalitatief goede zorg te verlenen. De richtlijn bevat aanbevelingen van algemene aard. Het is mogelijk dat deze aanbevelingen in een individueel geval niet van toepassing zijn. Er kunnen zich feiten of omstandigheden voordoen waardoor in het belang van de patiënt van de richtlijn wordt afgeweken. Wanneer van de richtlijn wordt afgeweken, dient dit beargumenteerd gedocumenteerd te worden. De toepasbaarheid en de toepassing van de richtlijnen in de praktijk is de verantwoordelijkheid van de behandelende arts (eindverantwoordelijk), de dietist, de verpleegkundig specialist of physician assistent.

 

Doel en doelgroep

Doelstelling

Deze richtlijn is een document met aanbevelingen ter ondersteuning van de belangrijkste knelpunten uit de dagelijkse praktijk. De aanbevelingen berusten op de resultaten van wetenschappelijk onderzoek met daarop gebaseerde discussie en aansluitende meningsvorming. Deze richtlijn beoogt een leidraad te zijn voor het handelen in de dagelijkse praktijk. Er

wordt aangegeven wat in het algemeen de beste zorg is voor patiënten met kanker waarbij sprake is van ondervoeding of waarbij het risico op het ontstaan van ondervoeding speelt.

 

Deze richtlijn geeft aanbevelingen over preventie, diagnose, behandeling en vormen van ondersteuning van patiënten met kanker met (het risico op) ondervoeding. De richtlijn kan worden gebruikt bij het geven van voorlichting aan patiënten. Ook biedt de richtlijn aanknopingspunten voor bijvoorbeeld transmurale afspraken of lokale protocollen ter bevordering van de implementatie van deze richtlijn.

 

Doelgroep

Zorg voor de voeding en voedingstoestand van de patiënt met kanker behoort tot het professioneel handelen van een groot aantal zorgverleners. Deze richtlijn is bestemd voor alle professionals die betrokken zijn bij de preventie, diagnostiek, behandeling en begeleiding van patiënten met (het risico op) ondervoeding, zoals diëtisten, chirurgen, radiotherapeuten, medisch oncologen, huisartsen, specialisten ouderengeneeskunde, oncologieverpleegkundigen en verpleegkundig specialisten en paramedici zoals fysiotherapeuten, logopedisten en mondhygiënisten. Tevens kan de richtlijn houvast bieden aan patiënten en hun naasten. De NFK en het CBO maken aan de hand van deze richtlijn in samenwerking met de richtlijnwerkgroep patiënteninformatiemateriaal.

 

Samenstelling werkgroep

Voor de ontwikkeling van de richtlijn is in september 2008 een multidisciplinaire werkgroep ingesteld.

Alle werkgroepleden zijn afgevaardigd namens wetenschappelijke verenigingen en hebben daarmee het mandaat voor hun inbreng. Bij de samenstelling van de werkgroep is rekening gehouden met landelijke spreiding, inbreng van betrokkenen uit zowel academische als algemene ziekenhuizen/instellingen en vertegenwoordiging van de verschillende verenigingen/disciplines. De patiëntenvereniging was eveneens vertegenwoordigd. Een adviseur van het kwaliteitsinstituut voor de gezondheidszorg CBO heeft de werkgroep geadviseerd en ondersteund ten aanzien van het formuleren van de uitgangsvragen volgens PICO-methodiek en het zoeken van de literatuur. Het Integraal Kankercentrum Nederland (IKNL), locatie Leiden was verantwoordelijk voor de procesbegeleiding en secretariële ondersteuning.

 

Werkgroepleden

Mw. M. Agterbos, oncologieverpleegkundige, NKI-AvL

Mw. dr. S. Beijer, diëtist/epidemioloog, IKNL, locatie Eindhoven, Sector Onderzoek, Lid LWDO

Prof. dr. J.J. van Binsbergen, UMC Radboud Nijmegen

Prof. dr. R. Bleichrodt, chirurg UMC Radboud Nijmegen

Mw. drs. J. Chua-Hendriks, verpleegkundige expert, LUMC Leiden

Mw. N. Doornink , diëtist AMC, lid LDWO

Mw. J.van Esch, verpleeghuisarts Stichting Laurens, regio Zuidoost, locatie Antonius Ysselmonde, Rotterdam

Dr. A. de Graeff, internist-oncoloog UMC Utrecht

Dr. M. Hulshof, Radiotherapeut AMC

Mw. dr. H. Jager-Wittenaar, diëtist-onderzoeker, UMC Groningen

Prof. dr. E. Kampman, epidemioloog Hoogleraar Voeding en Kanker Wageningen Universiteit en Researchcentrum, Vrije Universiteit Amsterdam

Mw. S. Kattemolle, diëtist Verian Apeldoorn/ voorzitter IKST werkgroep

Mw. T. Klein, oncologieverpleegkundige, Diakonessenhuis, Utrecht

Mw. M. Kroeze, procesbegeleider IKNL,locatie Leiden

Mw. C. van der Laan, secretaresse, IKNL, locatie Leiden

Dhr. B. Lukkien, patiëntvertegenwoordiger NSvG

Mw. M. Schoonderwoerd, procesbegeleider, IKNL, locatie Leiden

Mw. J. Vogel, diëtist Instituut Verbeeten, IKNL, locatie Eindhoven

 

Belangenverklaringen

Alle leden van de richtlijnwerkgroep hebben verklaard onafhankelijk gehandeld te hebben bij het opstellen van de richtlijn.

Methode ontwikkeling

Evidence based

Werkwijze

In totaal hebben 85 personen uit verschillende disciplines een elektronische knelpuntinventarisatie compleet ingevuld. Aangezien slechts door twee patiënten een complete knelpunteninventarisatie is ingevuld, is besloten om binnen een patiëntenfocusgroep een extra schriftelijke knelpunteninventarisatie te doen. In totaal hebben 15 patiënten deze tweede inventarisatie compleet ingevuld. Op basis van deze brede knelpunteninventarisatie zijn door de werkgroep zeven uitgangsvragen geformuleerd. Elke uitgangsvraag werd toebedeeld aan twee of meer werkgroepleden. Het CBO heeft samen met de werkgroepleden uitgangsvragen geformuleerd volgens PICO-methodiek en vervolgens een literatuurzoekactie gedaan. De werkgroepleden maakten een eerste selectie van de literatuur op basis van abstracts. Daarna is op basis van geselecteerde artikelen in fulltext een tweede selectie gedaan. Als extra controle op de volledigheid van de literatuur is gebruik gemaakt van kruisreferenties. De resultaten van de literatuur zijn samengevat in evidence tabellen. De conceptteksten zijn geschreven volgens het Oncoline format. De antwoorden op de uitgangsvragen zijn volgens de evidence based medicine methodiek uitgewerkt naar aanbevelingen. De teksten zijn op plenaire werkgroepvergaderingen besproken ter becommentariëring. Na verwerking van de commentaren door de aan de uitgangsvraag gekoppelde werkgroepleden zijn de teksten door de werkgroepleden geaccordeerd. De afzonderlijke teksten zijn samengevoegd en op elkaar afgestemd tot één document, de conceptrichtlijn.

Integraal Kankercentrum Nederland (IKNL) bevordert dat mensen met kanker en hun naasten zo dicht mogelijk bij huis toegang hebben tot een samenhangend en kwalitatief verantwoord zorgaanbod. Het IKNL is opgericht om behandeling, zorg en klinisch onderzoek binnen de oncologie te verbeteren. Daarnaast heeft zij een taak in het opzetten en ondersteunen van netwerken voor palliatieve zorg.

IKNL werkt aan multidisciplinaire richtlijnontwikkeling voor de oncologische en palliatieve zorg. Naast deze ontwikkeling van richtlijnen faciliteert het IKNL ook het onderhoud, het beheer, de implementatie en de evaluatie van deze richtlijnen.

De leidraad voor de ontwikkeling van de richtlijnen voor oncologische en palliatieve zorg is het AGREE instrument. Dit instrument is gemaakt voor de beoordeling van bestaande, nieuwe en herziene richtlijnen. Het AGREE Instrument beoordeelt zowel de kwaliteit van de verslaglegging als de kwaliteit van bepaalde aspecten van de aanbevelingen. Het beoordeelt de kans dat een richtlijn zijn gewenste doel zal behalen, maar niet de daadwerkelijke impact op patiëntuitkomsten.

Het AGREE Instrument is opgebouwd uit 23 items verdeeld over zes domeinen. Elk domein beslaat een aparte dimensie van kwaliteit van richtlijnen, namelijk:

• Onderwerp en doel betreft het doel van de richtlijn, de specifieke klinische vragen waarop de richtlijn een antwoord geeft en de patiëntenpopulatie waarop de richtlijn van toepassing is;

• Betrokkenheid van belanghebbenden richt zich op de mate waarin de richtlijn de opvattingen van de beoogde gebruikers weerspiegelt;

• Methodologie hangt samen met het proces waarin bewijsmateriaal is verzameld en samengesteld en met de gebruikte methoden om aanbevelingen op te stellen en te herzien;

• Helderheid en presentatie gaat over het taalgebruik en de vorm van de richtlijn;

• Toepassing houdt verband met de mogelijke organisatorische, gedragsmatige en financiële consequenties van het toepassen van de richtlijn;

• Onafhankelijkheid van de opstellers betreft de onafhankelijkheid van de aanbevelingen en erkenning van mogelijke conflicterende belangen van leden van de werkgroep.

 

Zoekverantwoording

Zoekacties zijn opvraagbaar. Neem hiervoor contact op met de Richtlijnendatabase.

Volgende:
Effect voorlichting en voedingsadviezen