Cervixcytologie

Initiatief: NVVPa Aantal modules: 40

Cervixcytologie - Type hrHPV-test/Keuze hrHPV-test

Uitgangsvraag

Welk type high-risk human papillomavirus (hrHPV)-test verdient op basis van sensitiviteit en specificiteit de voorkeur bij de beoordeling van cervixcytologisch onderzoek op indicatie?

Aanbeveling

De werkgroep is van mening dat de gebruikte hrHPV-test een voldoende klinische sensitiviteit en specificiteit dient te hebben. Daarom is de werkgroep van mening dat de gebruikte hrHPV-test vooralsnog dient te voldoen aan de internationale criteria [IARC2015 (1)]. Indien specifieke criteria voor de inzet van een hrHPV test voor indicatieve cytologie beschikbaar komen, dan verdient dit mogelijk heroverweging.

Overwegingen

Voor cytologie op grond van indicatie, kan een high-risk human papillomavirus (hrHPV)-test toegevoegd worden bij differentiaal diagnostische dilemma's, zoals bijvoorbeeld tussen een adenocarcinoom van het endometrium of van de endocervix, dan wel bij een onduidelijke aard van de afwijking (atrofie). De uitslag van een hrHPV-test kan dan of doorslaggevend zijn voor de diagnose dan wel sturend zijn voor het advies. Bij deze toepassing dient de hrHPV-test aan bovengenoemde criteria te voldoen.
De hrHPV-test kan worden ingezet na therapie of diagnostiek in combinatie met cytologie (zogenaamde Test of Cure; zie ook module FU na behandeling). Ook in deze gevallen dient de hrHPV-test te voldoen aan bovenstaande criteria, omdat anders te veel vrouwen onnodig onder controle blijven.
Nota bene: eventuele screening op hrHPV voorafgaand aan vaccinatie wordt ontraden: dit is onvoldoende effectief.

Onderbouwing

Inleiding
High-risk human papillomavirus (hrHPV)-testen kunnen worden gerangschikt naar gevoeligheid (= sensitiviteit ofwel de fractie van hrHPV-test uitslag positieven gedeeld door individuen met hrHPV of, afhankelijk van de studie, gedeeld door individuen met CIN2+). Zeer gevoelige hrHPV-testen (analytische testen) zijn erop gericht zoveel mogelijk hrHPV geïnfecteerde individuen op te sporen, zoals voor prevalentie - of vaccinatie surveillance studies. Dit type hrHPV heeft echter een te lage specificiteit voor opsporen van CIN2+. Dit leidt ertoe dat te veel personen positief testen, die géén laesies hebben. De hrHPV-testen met een geschikte specificiteit (klinische specificiteit) en  klinische' sensitiviteit, sporen beter personen op met CIN 2 of hoger [Snijders 2003 (2), Arbyn 2015 (3)]. De iets lagere analytische sensitiviteit wordt in die gevallen nagestreefd, zodat de specificiteit acceptabel blijft. Dit type test voldoet aan de internationale criteria [Meijer 2009 (4)]. Deze internationale criteria zijn opgezet voor een gebruik van de hrHPV test in de screeningssetting. Het is niet duidelijk of dit ook geldt voor hrHPV gebruik bij indicatieve cytologie, bij cytologie als follow-up na behandeling ('co-testing) of cytologie bij differentiaal diagnostisch gebruik. Bij triage op t=6 maanden wordt in het Nederlandse BVO géén hrHPV toegevoegd.

In het nieuwe bevolkingsonderzoek (BVO) baarmoederhalskanker wordt primair gebruik gemaakt van een polymerase chain reaction (PCR)-test die hrHPV DNA opspoort. Deze target amplificatie-test is gericht op de 12 hrHPV types (HPV16, -18, -31, -33, -35, -39, -45, -51, -52, -56, -58, -59, (International Agency for Research on Cancer (IARC) / World Health Organisation (WHO)) met hieraan toegevoegd HPV 66 en HPV 68. Deze hrHPV-test voldoet aan bovengenoemde internationale criteria [Meijer 2009 (4)].

Samenvatting literatuur
Er is literatuuronderzoek gedaan. Er zijn verschillende studies die het gebruik van hrHPV als test of cure hebben beschreven, of als ondersteuning bij onduidelijke of geringe afwijkingen. Er is echter geen literatuur gevonden die verschillende hrHPV testen vergelijkt in de indicatieve setting.

  1. 1 - IARC 2015
  2. 2 - Snijders PJ, van den Brule AJ, Meijer CJ. The clinical relevance of human papillomavirus testing: relationship between analytical and clinical sensitivity. J Pathol. 2003 Sep;201(1):1-6.
  3. 3 - Arbyn M, Snijders PJ, Meijer CJ, et al. Which high-risk HPV assays fulfil criteria for use in primary cervical cancer screening? Clin Microbiol Infect. 2015 Sep;21(9):817-26.
  4. 4 - Meijer CJ, Berkhof J, Castle PE et al. Guidelines for human papillomavirus DNA test requirements for primary cervical cancer screening in women 30 years and older. Int J Cancer. 2009 Feb 1;124(3):516-20.

Autorisatiedatum en geldigheid

Laatst beoordeeld  :

Laatst geautoriseerd  : 01-11-2016

Geplande herbeoordeling  :

Initiatief en autorisatie

Initiatief:
  • Nederlandse Vereniging voor Pathologie
Geautoriseerd door:
  • Nederlandse Vereniging voor Pathologie

Algemene gegevens

Aanleiding
In 1996 werd de eerste ‘consensus based' praktijkrichtlijn gepubliceerd voor de uitvoering van cervixcytologie in Nederland. Sinds die tijd is de richtlijn diverse malen geüpdatet om te blijven voldoen aan de actuele stand van zaken. De commissie cytologie van de Nederlandse Vereniging Voor Pathologie (NVVP) heeft het initiatief genomen voor het ontwikkelen en onderhouden van deze richtlijn. Bij deze revisie, die geschreven is met het oog op het nieuwe bevolkingsonderzoek dat eind 2016 / begin 2017 van start zal gaan, is zoveel mogelijk gebruikt gemaakt van de methodiek van ‘evidence based' richtlijnontwikkeling. Door middel van een enquête onder betrokken medisch specialisten en zorgverleners betrokken bij dit onderwerp, is een inventarisatie gemaakt van de belangrijkste knelpunten in de dagelijkse praktijk.

Doel en doelgroep

Doelstelling
Deze richtlijn is een document met aanbevelingen ter ondersteuning van de dagelijkse praktijkvoering. De richtlijn berust op de resultaten van wetenschappelijk onderzoek en aansluitende meningsvorming gericht op het vaststellen van goed medisch handelen. Er wordt aangegeven wat in het algemeen de beste zorg is voor het uitvoeren van cervixcytologisch onderzoek buiten het bevolkingsonderzoek en besteed aandacht aan de beoordeling en kwaliteitscriteria voor de uitvoering van het cervixcytologisch- en moleculair biologisch onderzoek (HPV-test). De richtlijn geeft aanbevelingen over de diagnostiek, de behandeling en de follow-up van patiënten met voorstadia van cervixcarcinoom. De richtlijn kan worden gebruikt bij het geven van voorlichting aan patiënten. Ook biedt de richtlijn aanknopingspunten voor bijvoorbeeld transmurale afspraken of lokale protocollen ter bevordering van de implementatie van deze richtlijn.
 

Specifieke doelen van deze richtlijn voor cervixcytologie zijn:

  • Streven naar uniformiteit in uitvoering, beoordeling en verslaglegging
  • Randvoorwaarden voor laboratoria en testen benoemen
  • Multidisciplinariteit
  • Relatie met andere richtlijnen; sporen met andere richtlijnen
  • Relatie met bevolkingsonderzoek.

Doelpopulatie
De doelpopulatie van deze richtlijn zijn vrouwen waarbij een uitstrijkje wordt gemaakt, zijnde indicatief afgenomen bij klachten, of in het kader van het bevolkingsonderzoek (BVO) afgenomen.

Doelgroep
Deze richtlijn is bestemd voor alle professionals die betrokken zijn bij de diagnostiek, behandeling en begeleiding van patiënten waarbij cervixcytologie wordt uitgevoerd, zoals pathologen, moleculair biologen in de pathologie, moleculair medisch microbiologen, arts-microbiologen, gynaecologen, huisartsen, cytologisch en moleculaire analisten, doktersassistenten en patiëntenorganisaties.

Samenstelling werkgroep

Voor het ontwikkelen van de richtlijn is een multidisciplinaire werkgroep ingesteld, bestaande uit vertegenwoordigers van alle relevante specialismen. Bij het samenstellen van de werkgroep is rekening gehouden met de geografische spreiding van de werkgroepleden, met een evenredige vertegenwoordiging van de diverse betrokken verenigingen en instanties, alsmede met een spreiding al dan niet in academische achtergrond. De werkgroepleden hebben onafhankelijk gehandeld en zijn gemandateerd door hun vereniging voor hun inbreng.

Inbreng patiƫntenperspectief

Bij de start van de ontwikkeling van deze richtlijn is overleg geweest met de Leven met Kanker Beweging (Nederlandse Federatie van Kankerpatiëntenorganisaties) en Stichting Olijf ten aanzien van de inbreng patiëntenperspectief. Stichting Olijf heeft beargumenteerd besloten niet deel te nemen in de werkgroep, maar konden wel benaderd worden om input te leveren tijdens het traject. De Leven met Kanker Beweging (Nederlandse Federatie van Kankerpatiëntenorganisaties)(en Stichting Olijf) en Patiëntenfederatie NPCF zijn geconsulteerd in de externe commentaarronde. De Patiëntenfederatie NPCF heeft de richtlijn uitgezet bij de Patiëntenorganisatie Gynaecologie Nederland (PGN). Het commentaar van de Leven met Kanker Beweging en PGN (via NPCF) en de wijze waarop hiermee is omgegaan is opgenomen in de bijlage (zie bijlage 9 en zie bijlage 16).

Methode ontwikkeling

Evidence based

Werkwijze

Werkend vanuit de eerder opgestelde basis en met het oog op het vernieuwde bevolkingsonderzoek baarmoederhalskanker, is door de NVVP het initiatief genomen deze richtlijn te actualiseren. Gezien de omvang van het werk en het gemeenschappelijk belang van meerdere disciplines is in samenspraak met Integraal Kankercentrum Nederland (IKNL) een werkgroep samengesteld (zie bijlage 7) uit verschillende disciplines die betrokken zijn bij de uitvoering van cervixcytologie. De gemandateerde werkgroepleden werden verdeeld in subgroepen voor het beantwoorden van de uitgangsvragen, waarbij gezorgd is dat de relevante disciplines vertegenwoordigd waren. Daarnaast zorgde een redactieteam, bestaande uit de voorzitter, de procesbegeleider, de betrokken AIOS en de secretaresse van IKNL voor de coördinatie en onderlinge afstemming van de subgroepen. De subgroepen hebben gedurende een periode van ruim een jaar gewerkt aan een concept richtlijntekst die betrekking heeft op dit traject. De werkwijze van de werkgroep bestond uit een knelpuntenanalyse (zie bijlage 12), waarvoor een enquête werd gehouden. De resultaten zijn besproken en de hoogst geprioriteerde uitkomsten zijn omgezet in uitgangsvragen (zie bijlage 2). Met behulp van de zogenaamde Patiënt Intervention Comparison Outcome (PICO)-methode zijn er door de werkgroep en een methodoloog van IKNL onafhankelijke literatuursearches (zie bijlage 3) gedaan. De gevonden literatuur werd inhoudelijk, methodologisch en statistisch beoordeeld om tot een zo goed mogelijke afweging te komen voor de beantwoording van de uitgangsvragen. De werkgroepleden schreven afzonderlijk, of in de subgroepen, teksten die tijdens vergaderingen besproken en na verwerking van de commentaren werden geaccordeerd. De voltallige werkgroep is acht keer bijeen geweest om de resultaten van de subgroepen in onderling verband te bespreken. De teksten van de subgroepen zijn door het redactieteam samengevoegd en op elkaar afgestemd tot één document. Begin 2016 heeft een landelijke commentaarronde plaatsgevonden waarbij alle leden van alle relevante wetenschappelijke verenigingen en patiëntenvereniging werden uitgenodigd, persoonlijk, of via een aankondiging in een vaktijdschrift. De commentaren van deze enquête zijn verwerkt in de definitieve richtlijn.

Volgende:
Follow-up