Bipolaire stoornissen

Initiatief: NVvP Aantal modules: 58

Zelfmanagementinterventies bipolaire stoornis

Zelfmanagementinterventies omvatten de diverse interventies die door professionals ingezet worden met het doel de patiënt te helpen zelfmanagementvaardigheden te ontwikkelen of te vergroten. De professional betrekt tevens de naastbetrokkenen van de patiënt bij dit leerproces. De mate van ondersteuning is medeafhankelijk van de zorgbehoeften van de patiënt.

 

Deze module behandelt de volgende interventies die kunnen worden toegepast om het zelfmanagement te ondersteunen:

  • psycho-educatie;
  • gebruik van het signaleringsplan ondersteunen;
  • actieve coping bevorderen;
  • contragedrag bevorderen;
  • sociale steun en hulp organiseren;
  • leefstijladvies en helpen omgaan met stressvolle levensgebeurtenissen;
  • de somatische gezondheid bewaken;
  • zelfhulpmogelijkheden stimuleren.

 

Psycho-educatie

Psycho-educatie is een belangrijke basis waarop de patiënt adequate zelfmanagementvaardigheden kan ontwikkelen. Deze wordt individueel of in een groep gegeven, bij voorkeur gevolgd door de patiënt samen met naastbetrokkenen. Naast informatie en het bevorderen van ziekte-inzicht biedt een psycho-educatiecursus vaak de eerste gelegenheid voor patiënt en naastbetrokkenen om in contact te komen met lotgenoten. Meer informatie over psycho-educatie kunt u vinden onder module Psychosociale en psychologische interventies van deze richtlijn.

 

Gebruik van het signaleringsplan ondersteunen

Het signaleringsplan vormt de basis van zelfmanagementondersteuning. Op basis van de afspraken in het signaleringsplan kan de patiënt en/of naastbetrokkene actie ondernemen bij een (dreigende) manie of depressie. Echter, niet alle patiënten zijn even adequaat in staat signalen van terugval te herkennen. Contact met naastbetrokkenen is dan erg belangrijk (Goossens e.a., 2010). Hierbij is een laagdrempelige toegankelijkheid tot de professionals van het behandelend team van groot belang. Het gaat hierbij niet alleen om fysieke bereikbaarheid (telefonisch, via e-mail, face to face) maar ook om als persoon toegankelijk zijn (uitnodigend, geïnteresseerd, betrokken) (Goossens e.a., 2008).

 

Niet alleen het gebruik van het signaleringsplan ondersteunen is belangrijk, maar ook het onderhouden ervan. Het ziektebeloop is niet statisch. Met enige regelmaat (bijvoorbeeld jaarlijks) en na een terugval of recidief wordt aanbevolen na te gaan, samen met de patiënt en de naastbetrokkene, of het signaleringsplan aangepast moet worden (Goossens e.a., 2010).

 

Actieve coping bevorderen

Coping is de manier waarop iemand omgaat met problemen en gebeurtenissen, alsmede omgaat met hevige gedachten of gevoelens. Iemand kan een actieve of passieve copingstijl hebben. Mensen met een actieve copingstijl hebben over het algemeen minder last van stress en beschikken over een betere geestelijke gezondheid. Coping helpt de patiënt zich aan te passen aan (veronderstelde) stressoren, veranderingen of bedreigingen die hem belemmeren in de vervulling van zijn taken of rollen. Er zijn drie benaderingen te onderscheiden.

  • De proactieve benadering: interventies in de voorwaardenscheppende sfeer als reactie op voorspelbare gezondheidsproblemen (bijvoorbeeld het signaleringsplan).
  • De actieve benadering: waarbij de acties gericht zijn op het voorkomen van het ontstaan van problemen, in een directe dialoog met de patiënt.
  • Reactief probleemoplossend interveniëren.

 

Onderzoek van Goossens e.a. (2008) wijst uit dat patiënten met een bipolaire stoornis een minder actief reactiepatroon en een meer vermijdende copingstijl hanteren dan niet-patiënten. Murray e.a. (2011) verrichtten kwalitatief onderzoek bij een groep patiënten met een bipolaire stoornis die (in algemene zin benoemd) goed functioneerden, wat benoemd wordt als ‘coping well with their bipolar disorder’. In de resultaten van dit onderzoek worden verschillende gebieden benoemd waar het toepassen van zelfmanagementvaardigheden door de patiënt van belang zijn:

  • slaap, dieet, rust en beweging;
  • voortdurende monitoring;
  • reflectieve en mediatieve bezigheden;
  • het begrijpen van de bipolaire stoornis en aan anderen uitleggen;
  • betekenisvolle contacten met anderen hebben;
  • een signaleringsplan maken.

 

Contragedrag bevorderen

Contragedrag is te omschrijven als stemmingstegengesteld gedrag gericht op het terugkeren naar de euthyme fase in het ziekteproces. Bijvoorbeeld: als de patiënt somber is, onderneemt hij toch activiteiten, of als de patiënt hypomaan is, vermindert hij juist het aantal activiteiten. In het signaleringsplan wordt het contragedrag zo concreet mogelijk omschreven als acties die de patiënt zelf uitvoert.

 

Sociale steun en hulp organiseren

Een interventie om zelfmanagement te ondersteunen, is sociale steun organiseren en/of actief hulp zoeken of vragen. Tijdens een episode en/of door cognitieve beperkingen kan het moeilijk zijn zelf problemen op te lossen, bijvoorbeeld tijdens een manie het doen van onverantwoorde uitgaven, tijdens een depressie de deur niet uitkomen, of tijdens een euthyme periode toch niet weten hoe bepaalde zaken te regelen. Uit een netwerkanalyse kan blijken welke mensen in het verleden tot steun geweest zijn of van wie de patiënt steun zou willen krijgen. Dit kan leiden tot concrete afspraken, die in het signaleringsplan opgenomen worden. Hier volgen enkele voorbeelden.

  • Mensen met wie regelmatig contact is, kan gevraagd worden alert te zijn op stemmings- of gedragsveranderingen.
  • Er kunnen afspraken gemaakt worden waarin naastbetrokkenen gevraagd wordt acties te ondernemen bij een manie of hypomanie, bijvoorbeeld het bankpasje van de patiënt tijdelijk in beheer te nemen, of de hulpverlener inschakelen.
  • Er kunnen afspraken gemaakt worden voor ondersteuning tijdens een depressie, bijvoorbeeld samen gaan wandelen of gezamenlijk de hond uitlaten.
  • Lotgenotencontact kan erkenning, herkenning en acceptatie bevorderen.

 

Leefstijladvies en helpen omgaan met stressvolle levensgebeurtenissen

Twee interventies om zelfmanagement te ondersteunen, zijn leefstijladvies geven, en helpen omgaan met stressvolle levensgebeurtenissen. Leefstijl wordt gedefinieerd als 'een reeks van samenhangende gedragskeuzen die een sociale positie symboliseren en kenbaar maken'. Tot de leefstijl worden gerekend: voeding, roken, alcoholgebruik, lichamelijke (in)activiteit, seksueel gedrag, drugsgebruik en reizen (De Bruin e.a., 1995). Bij de bipolaire stoornis worden ook de regelmaat in het dagelijks leven en het slaapwaakritme tot leefstijl gerekend. Daarbij gelden de volgende adviezen.

  • Vermijd overmatig gebruik van alcohol en drugs.
  • Gebruik externe tijdmarkeringen. Dit zijn hulpmiddelen om het sociale ritme te versterken, zoals vaste afspraken (vaste tijden), werk of een andere invulling van de dag (Miklowitz, 2004).
  • Slaaphygiëne: houd stress uit de slaapkamer; gun jezelf tijd om voor het slapen gaan te ontspannen; maak geen ‘wedstrijd’ van het inslapen; gebruik spierontspannende technieken.
  • Neem maatregelen bij grote veranderingen in tijdzones (jetlag). Pas indien mogelijk al voorafgaand aan een intercontinentale reis het slaappatroon aan, eventueel ondersteund met slaapmedicatie en/of melatonine.
  • De sociaal-ritmetherapie (onderdeel van interpersonal and social rhythm therapy: IP-SRT) is geschikt om ondersteuning te bieden bij het dagritme en het slaap-waakritme (zie submodule Interpersoonlijke en sociaal-ritmetherapie).
  • Ook bijzondere gebeurtenissen (levensgebeurtenissen) kunnen een episode luxeren. Bekend zijn: het aangaan of verbreken van relaties; kinderen krijgen, sterfgevallen in de familie of de kennissenkring, verandering van werkkring, verhuizen, verbouwen en vakanties. Tijdig interveniëren en anticiperen kunnen mogelijk preventief werken. Afspraken over aanpassingen in leefstijl en omgaan met levensgebeurtenissen worden opgenomen in het behandelplan en/of het signaleringsplan.

 

De somatische gezondheid bewaken

Geadviseerd wordt: gezonde voeding, voldoende lichaamsbeweging, en regelmatige controle van gewicht, bloeddruk, body mass index (BMI), en buikomvang in expiratie (eventueel ook door de patiënt zelf). De meeste ggz-instellingen hebben inmiddels mogelijkheden voor patiënten die langdurig psychofarmaca gebruiken, om ondersteuning te bieden op dit gebied. Het is belangrijk voor patiënten om gebruik te maken van deze mogelijkheid: naast de gezondheidscontrole worden dan gericht adviezen en hulp gegeven over het op peil houden van de somatische gezondheid en de conditie. Zie ook de Richtlijn leefstijl bij patiënten met een ernstige psychische aandoening (EPA) (Meeuwissen e.a., 2015). Daarbij kunnen hulpverleners gebruikmaken van Health4U, een trainingsmethode om een gezonde leefstijl te ontwikkelen, speciaal voor mensen die psychische klachten hebben en daarvoor medicatie gebruiken. Deze methode kan een goede aanzet geven (Appelo e.a., 2005).

 

Zelfhulpmogelijkheden stimuleren

Er zijn goede zelfhulpboeken beschikbaar waarin de patiënt en zijn naastbetrokkenen betrouwbare informatie over de aandoening en de behandeling kunnen vinden, alsmede aanbevelingen over hoe de patiënt kan leren leven met de ziekte. Op de website van de Vereniging voor Manisch Depressieven en Betrokkenen (VMDB: www.vmdb.nl) is een overzicht en korte beschrijving van een selectie zelfhulpboeken beschikbaar. Als behandelaar kun je ervoor kiezen om een zelfhulpboek als leidraad te gebruiken om voorlichting te geven door de patiënt en zijn naastbetrokkenen te vragen voor ieder consult een hoofdstuk of een aantal hoofdstukken te lezen en vragen hierover voor te bereiden.

 

De VMDB faciliteert huiskamergroepen. In deze huiskamergroepen participeren patiënten en naastbetrokkenen. Ondersteuning door lotgenoten in het omgaan met de ziekte is het doel. Informatie over huiskamergroepen is te vinden op de website van de VMDB (www.vmdb.nl). Patiënten kunnen ook gebruikmaken van beschikbare applicaties (apps) op de mobiele telefoon of de tablet voor het monitoren van stemming, of pscho-educatie (Janney e.a., 2014).

 

Zelfmanagementprogramma’s aanbieden

Diverse bredere programma’s zijn ontwikkeld ten bate van ondersteuning bij zelfmanagement, zoals Illness Management & Recovery (IMR) (Mueser e.a., 2006) en het Wellness Recovery & Action Plan (WRAP) (Copeland & Mead, 2004).

 

IMR is een herstelgerichte methodiek die patiënten leert om persoonlijke strategieën te ontwikkelen waarmee zij hun psychische klachten kunnen beheersen en hun dagelijks leven kunnen oppakken. Het programma bestaat uit elf modules en kan individueel of in groepsverband worden aangeboden door professionele of ervaringsdeskundige trainers. Er wordt doelgericht gewerkt met cognitieve gedragstechnieken, motiverende gespreksvoering en educatietechnieken (Goossens e.a., 2013).

 

WRAP (Wellness Recovery Action Plan) is een zelfhulpinstrument met een heldere structuur en sterk geworteld in het herstelconcept. Het ondersteunt mensen om weer greep te krijgen (en te houden) op het leven wanneer dat ontregeld raakt door ernstige gebeurtenissen. De WRAP is een plan dat mensen zelf maken voor herstel in hun eigen leven. Dit proces wint sterk aan kracht door ervaringsdeskundige ondersteuning en uitwisseling (Boertien e.a., 2013).

Autorisatiedatum en geldigheid

Laatst beoordeeld  : 01-01-2015

Laatst geautoriseerd  : 01-01-2015

Geplande herbeoordeling  :

Initiatief en autorisatie

Initiatief:
  • Nederlandse Vereniging voor Psychiatrie
Geautoriseerd door:
  • Nederlandse Vereniging voor Psychiatrie

Werkwijze

De richtlijn is ontwikkeld volgens de methodiek van de evidence-based richtlijnontwikkeling (ebro).

 

Samenvatting literatuur per module

Deze multidisciplinaire richtlijn is een herziening van de Richtlijn bipolaire stoornissen (Nolen e.a., 2008). Bepaalde modules in deze nieuwe richtlijn zijn overgenomen uit de richtlijn uit 2008 en de inhoud is geactualiseerd. Dit geldt voor de modules: Organisatie van zorgZelfmanagement bevorderenSomatische aspecten en Kinderwens, zwangerschap, bevalling en kraambedperiode. In deze modules is voor de wetenschappelijke onderbouwing de methode gebruikt uit de richtlijn van 2008, die afwijkt van de methode in de rest van de nieuwe richtlijn uit 2015. In deze modules is relevante literatuur beschrijvend samengevat (er is geen meta-analyse gemaakt) en zijn de zoekstrategie, de selectiecriteria en de beoordelingscriteria naar aanleiding waarvan onderzoeken zijn geïncludeerd en meegewogen in de conclusies en aanbevelingen, niet expliciet beschreven. Wel is zo veel mogelijk aangegeven op welk onderzoek of welke onderzoeken de conclusies en aanbevelingen gebaseerd zijn.

 

Tabel 3 Methodologische ondersteuning

Tabel 3. Methodologische ondersteuning

 

De werkgroep heeft tijdens het ontwikkelingsproces besloten een specifieke module over ouderen toe te voegen. Deze module bevat een overzicht van eventuele benodigde aanpassingen in de diagnostiek en behandeling van ouderen. Voor dit onderwerp is geen systematische literatuurreview (inclusief systematische search, selectie en beoordeling van onderzoeken) uitgevoerd. De opbouw van deze module verschilt derhalve van de modules waarvoor een specifieke literatuurreview is gemaakt. Per submodule wordt inleidende informatie gegeven, waarin waar mogelijk een (niet-systematische) wetenschappelijke onderbouwing en praktijkoverwegingen zijn opgenomen. Deze inleidende informatie wordt, indien van toepassing, gevolgd door aanbevelingen voor de klinische praktijk. Tabel 4 vat samen welke methoden per module zijn toegepast voor het vaststellen van de wetenschappelijke evidence.

 

Tabel 4. Methoden voor vaststellen evidence per module

 Tabel 4. Methoden voor vaststellen evidence per module

Onderschrift: hoofdstuk kan vertaald worden naar module. 

 

Zoekstrategie

Om de klinische uitgangsvragen te kunnen beantwoorden, is door de informatiespecialisten van nice, in overleg met de werkgroepleden op systematische wijze literatuuronderzoek verricht en is een selectie gemaakt binnen de gevonden onderzoeken volgens vooraf vastgestelde selectiecriteria. Er is gezocht naar bestaande (buitenlandse) evidence-based richtlijnen voor de zorg voor volwassenen met een bipolaire stoornis, systematische reviews en oorspronkelijke onderzoeken. In de literatuursearches is gezocht naar literatuur in de Engelse, Nederlandse, Franse en Duitse taalgebieden. Voor het zoeken naar publicaties is gebruikgemaakt van de volgende informatiebronnen.

  • Allied and Complementary Medicine (amed).
  • Applied Social Services Index and Abstracts (assia).
  • Australian Education Index (aei).
  • British Education Index (bei).
  • Cochrane Central Register of Controlled Trials (central).
  • Cochrane Database of Absracts of Reviews of Effects (dare).
  • Cochrane Database of Systematic Reviews (cdsr).
  • Cumulative Index to Nursing and Allied Health Literature (cinahl).
  • Education Resources in Curriculum (eric).
  • Excerpta Medica database (Embase).
  • Health Management Information Consortium (hmic).
  • Health Technology Assessment (hta) database.
  • International Bibliography of Social Science (ibss).
  • medline; medline In-Process.
  • Psycbooks.
  • Psycextra.
  • Psychological Information Database (Psycinfo).
  • Social Services Abstracts.
  • Sociological Abstracts.

 

Selectiestrategie

Bij de selectie van artikelen zijn de volgende criteria gehanteerd.

  • Geeft het gevonden onderzoek voldoende antwoord op de uitgangsvraag (evalueert het onderzoek de essentiële en belangrijke uitkomstmaten volgens grade (Grading of Recommendations Assessment, Development and Evaluation)? Zie voor meer informatie over grade verderop in deze module, onder Beoordeling van de kwaliteit van het bewijs (met tabel 5).
  • Sluit de doelgroep van het gevonden onderzoek voldoende aan bij de doelgroep van de richtlijn (kinderen, adolescenten, volwassenen, en volwassenen ouder dan 60 jaar met een van de bipolaire-stemmingsstoornissen, of bij wie men een van die stoornissen vermoedt)? (Literatuur gezocht over kinderen vanaf 12 jaar.)
  • Is de bestudeerde groep voldoende groot? (Aantal wisselt per uitgangsvraag.)
  • Is er sprake van een randomised controlled trial (rct), een cohortonderzoek, een crosssectioneel onderzoek, een patiënt-controleonderzoek of een wetenschappelijk verantwoord kwalitatief onderzoek (waaronder gedegen observationeel onderzoek en caseseries)?
    • Bij een longitudinaal onderzoek: is er sprake van een voldoende lange follow-upperiode?
  • Zie voor meer informatie over de zoekstrategie het bijbehorende aanverwant en voor meer informatie over de selectiecriteria per uitgangsvraag de reviewprotocollen in de aanverwanten.

 

Tabel 5. GRADE-factoren voor downgraden en upgraden. Het niveau van de kwaliteit van het bewijs (zeer laag, laag, matig en hoog) geeft weer welke mate van vertrouwen men heeft in de schatting van het effect van een behandeling

Tabel 5. GRADE-factoren voor downgraden en upgraden. Het niveau van de kwaliteit van het bewijs (zeer laag, laag, matig en hoog) geeft weer welke mate van vertrouwen men heeft in de schatting van het effect van een behandeling

 

Extrapolatie

In deze richtlijn is extrapolatie toegepast wanneer de richtlijnwerkgroep de klinische uitgangsvraag belangrijk achtte, maar er geen primaire data over adolescenten of volwassenen met een bipolaire stoornis beschikbaar waren of deze onvoldoende werden geacht. Per klinische uitgangsvraag heeft de richtlijnwerkgroep besloten of geëxtrapoleerd kon worden vanuit literatuur over volwassenen met een bipolaire stoornis en vanuit literatuur over een populatie met schizofrenie. Wanneer werd besloten om te extrapoleren, hield de werkgroep in de gaten of de extrapolatiepopulatie op bepaalde algemene kenmerken overeenkwam met de populatie in de richtlijn (zoals op leeftijd, sekse, ernst van de stoornis) en dat andere aspecten van het probleem (zoals bijwerkingen) en uitkomsten (zoals verbeterde toegang tot diensten) gelijk waren. Extrapolatie werd alleen toegepast wanneer de kwaliteit van de data gelijkwaardig was. Modules waarin extrapolatie is toegepast zijn: Organisatie van zorg, Diagnostiek en behandeling van kinderen en adolescenten en Diagnostiek en behandeling van ouderen.

 

Beoordeling van de kwaliteit van het bewijs

Onderzoeken werden door twee personen beoordeeld op het risico op bias met behulp van de Cochrane Collaboration Risico van Bias Assessment Tool (Higgins e.a., 2008). Verschil in beoordeling werd met een derde persoon besproken en opgelost door middel van consensus. Elk onderzoek werd beoordeeld op:

  • randomisatie en toewijzing;
  • blindering van de deelnemers, beoordelaars, en therapeuten;
  • gehanteerde methode om met uitval van deelnemers om te gaan;
  • of alle uitkomsten zijn gerapporteerd.

Risico op bias kon worden beoordeeld als hoog (serieuze kans op beïnvloeding van het resultaat), laag (waarschijnlijk geen invloed op het resultaat), of onduidelijk.

Voor het bewijs over interventies is daarna het bewijs van de onderzoeken per uitkomstmaat gegradeerd met behulp van Grading of Recommendations Assessment, Development and Evaluation (grade). De kwaliteit van het bewijs kent daarbij vier niveaus: zeer laag, laag, matig en hoog. Het onderzoeksdesign bepaalt de uitgangspositie van de kwaliteit van bewijs. Gerandomiseerde gecontroleerde onderzoeken (rct’s) hebben over het algemeen meer bewijskracht dan observationele onderzoeken. Daarom is hun uitgangspositie hoog, terwijl de uitgangspositie van observationele onderzoeken laag is. De kwaliteit van het bewijs per uitkomstmaat wordt, behalve door de methodologische kwaliteit van de individuele onderzoeken, ook bepaald door andere factoren, zoals de mate van consistentie van de gevonden resultaten uit de verschillende onderzoeken, en de precisie van de gevonden uitkomst (zie tabel 5). Grade is niet toegepast bij vragen over screening en diagnostiek. De belangrijkste reden hiervoor is dat grade momenteel nog vooral geschikt is voor interventieonderzoeken.

 

Samenvatten van de resultaten

Van elk onderzoeksartikel is een samenvatting gemaakt in een zogeheten evidencetabel, waarin de belangrijkste kenmerken van individuele onderzoeken zijn opgenomen (bij een rct zijn dat bijvoorbeeld het doel van het onderzoek, het onderzoeksdesign, de patiëntkenmerken, de interventies, de uitkomstmaten en de resultaten). De resultaten van onderzoeken naar organisatie van zorg, screening en diagnostiek, somatische aspecten, diagnostiek en behandeling ouderen, en kinderwens en zwangerschap zijn op beschrijvende wijze samengevat (een narratieve review). Bij de uitgangsvragen over interventies was het oorspronkelijke doel om voor elke uitkomstmaat een meta-analyse uit te voeren, om de omvang van het klinisch effect van de interventie samen te vatten. De data uit oorspronkelijke onderzoeken worden hiervoor verwerkt in een forest plot, die een grafische weergave van de meta-analyse geeft (zie figuur 1 voor een voorbeeld van een forest plot).

 

Figuur 1. Voorbeeld van een forest plot met toelichting

Figuur 1. Voorbeeld van een forest plot met toelichting

De verticale lijn is de lijn van geen effect.
Elke blokje geeft de puntschatting van het interventie-effect van een onderzoek aan. De grootte van het blokje correspondeert met het gewicht van het onderzoek binnen de meta-analyse.
De horizontale lijn is een weergave van het betrouwbaarheidsinterval (95%-BI).
De diamant is een weergave van het overalleffect (gemiddeld gewogen effect). De significantie van het overalleffect wordt onder aan de plot gegeven (Z-score en P-waarde).

 

Wanneer er onvoldoende data beschikbaar waren om een meta-analyse uit te voeren, stelden de reviewers een narratieve (beschrijvende) review van het beschikbare bewijs op. Bij de interventieonderzoeken is de waardering van de kwaliteit van het bewijs met behulp van de grade-methodiek in deze narratieve reviews opgenomen. De kwaliteitsbeoordeling en een samenvattende beschrijving van de verschillende onderzoeken worden voor elke uitgangsvraag beschreven onder het kopje ‘Literatuuronderzoek’.

 

Uitgangsvragen

Deze richtlijn is ontwikkeld op geleide van uitgangsvragen die gebaseerd zijn op knelpunten die de disciplines ervaren bij screening, diagnostiek en behandeling van volwassenen met een bipolaire stoornis. Deze uitgangsvragen zijn vastgesteld door nice, op basis van een knelpuntenanalyse uitgevoerd in Groot-Brittannië. Om nauwe samenwerking met nice mogelijk te maken, heeft de Nederlandse richtlijnwerkgroep deze Britse uitgangsvragen grotendeels overgenomen voor de huidige richtlijn. Om aan te sluiten bij de bestaande monodiscipliniare Richtlijn bipolaire stoornissen (Nolen e.a., 2008), heeft de Nederlandse werkgroep daarnaast drie eigen uitgangsvragen geformuleerd: over zwangerschap bij bipolaire stoornissen, zelfmanagement, en organisatie van zorg. De werkgroep heeft tijdens het ontwikkelingsproces besloten om ook een overzicht te geven van eventuele benodigde aanpassingen in de diagnostiek en behandeling van kinderen en adolescenten, en van ouderen. Dit is respectievelijk opgenomen in hoofdstuk 12, Diagnostiek en behandeling bij kinderen en adolescenten, en hoofdstuk 13, Diagnostiek en behandeling bij ouderen. Dit is een aanvulling op de uitgangsvragen van nice. De richtlijn is geen leerboek waarin zo veel mogelijk beschikbare kennis over een onderwerp wordt opgenomen, maar een document met praktische aanbevelingen over knelpunten uit de praktijk. Dat betekent dat praktijkproblemen zo veel mogelijk uitgangspunt zijn van de teksten in de richtlijn. Dat betekent ook dat de wijze waarop die praktijkproblemen worden opgelost, meer aandacht krijgt dan de vraag welke discipline de problemen dient aan te pakken of op te lossen. De richtlijn is een document waarin staat hoe optimale screening, diagnostiek en behandeling er inhoudelijk uitzien. Indien mogelijk wordt ook beschreven in welke vorm een interventie het beste aangeboden kan worden. Daarnaast worden in een apart hoofdstuk aanbevelingen gedaan voor de organisatie van zorg. In deze richtlijn worden de ‘klinische uitgangsvragen’ behandeld in de verschillende hoofdstukken.

 

Aanbevelingen

Aanbevelingen kunnen gegradeerd worden als sterk of zwak (voorwaardelijk). Wanneer de kwaliteit van het bewijs voor de positieve en negatieve effecten van een interventie hoog is, kan dit leiden tot een sterke aanbeveling, en omgekeerd: wanneer de bewijskracht laag tot zeer laag is, kan dit een zwakke aanbeveling opleveren. Een zwakke aanbeveling geeft meer ruimte om af te wijken en aandacht te schenken aan alternatieven die passen bij de behoeften van de patiënt, terwijl bij een sterke aanbeveling die ruimte beperkt is.

 

Echter, de kracht van het wetenschappelijke bewijs is niet de enige factor die de sterkte van de aanbevelingen bepaalt. De aanbevelingen zijn gebaseerd op enerzijds wetenschappelijk bewijs, en anderzijds op overige overwegingen, zoals: praktijkervaringen van de werkgroepleden, ervaringen en voorkeuren van patiënten met een bipolaire stoornis en familie, kosten, beschikbaarheid (in verschillende echelons) en organisatorische aspecten. Deze laatste zijn opgenomen onder het kopje ‘Overige overwegingen’ (zie tabel 6).

 

Tabel 6. Bepaling van sterkte van aanbeveling volgens GRADE

Tabel 6. Bepaling van sterkte van aanbeveling volgens GRADE

 

Methode health economics

Het doel van health economics is om bij te dragen aan de ontwikkeling van richtlijnen: door bewijs te leveren over de kosteneffectiviteit van interventies voor volwassenen met een bipolaire stoornis. Dit is bereikt door:

systematische literatuursearch naar bestaand economisch bewijs; beslissingsanalytisch economisch modelleren.

 

Systematische literatuursearches naar economisch bewijs zijn uitgevoerd voor alle gebieden die aan bod komen in de richtlijn. Het economisch modelleren (modelleren is het op grond van modellen nabootsen van de werkelijkheid met, in dit geval, als doel om de kosten en effecten van interventies te voorspellen) heeft plaatsgevonden op gebieden waarop belangrijke implicaties voor de benodigde middelen werden verwacht, waarop de huidige mate van onzekerheid over de kosteneffectiviteit significant was, en van een economische analyse werd verwacht dat deze de onzekerheid zou kunnen verminderen.

 

Deze economische modellering vond plaats volgens The guidelines manual (nice, 2012). De rationale voor prioritering van bepaalde klinische uitgangsvragen voor het economisch modelleren was beschreven in een economisch plan, opgesteld in overeenstemming met nice, de richtlijnwerkgroep, de gezondheidseconoom en andere leden van het technische team. Op basis hiervan is een economisch model ontwikkeld om de kosteneffectiviteit te bepalen van medicatie bij volwassenen met een bipolaire stoornis in een acute depressieve episode.

 

Zoekstrategie

Er is een systematische literatuurzoekstrategie uitgevoerd om al het relevante bewijs op te sporen. De zoekstrategieën zijn beperkt tot economische onderzoeken en health technology assessment reports, en zijn uitgevoerd in de volgende databanken:

  • EconLit (the American Economic Association’s electronic bibliography);
  • Health Technology Assessment- (hta-) database;
  • Embase;
  • medline; medline In-Process;
  • nhs Economic Evaluation Database (nhseed);
  • Psycinfo.

 

Daarnaast werden Google en Google Scholar doorzocht op onderzoeken die mogelijk waren gemist door de elektronische databanken. Verder werd literatuur in eerdere richtlijnen gecontroleerd. Enig relevant bewijs vanuit de klinische literatuursearch werd in deze periode aan de gezondheidseconoom beschikbaar gesteld. De zoektermen voor de economische searches zijn te vinden onder Aanverwanten.

 

Selectiestrategie

De volgende selectiecriteria zijn toegepast om vanuit de resultaten van economische searches onderzoeken te selecteren voor nadere evaluatie.

  • Er zijn alleen onderzoeken geïncludeerd van Organisation for Economic Co-operation en ontwikkelde landen (Organisation for Economic Co-operation and Development (oecd), omdat het doel van de review was om economische informatie op te sporen die toepasbaar is op de Nederlandse en Britse context.
  • Selectiecriteria voor soorten klinische condities, gebruikers van zorg en interventies die worden beoordeeld waren identiek aan die in de klinische literatuurreviews.
  • Een voorwaarde voor inclusie van onderzoeken was dat deze voldoende details beschreven over methoden en resultaten en dat de gegevens en de resultaten van het onderzoeken extraheerbaar waren. Dit om het mogelijk te maken om de methodologische kwaliteit van het onderzoeken te beoordelen. Posterpresentaties en abstracts werden geëxcludeerd.
  • Zowel volledige economische evaluaties die twee of meer opties vergeleken en die kosten en consequenties beoordeelden, zijn meegenomen, als eenvoudige kostenanalyses.
  • Economische onderzoeken zijn meegenomen wanneer ze gegevens over klinische effectiviteit gebruikten vanuit een rct, een cohortonderzoek, een systematische review en meta-analyse, of klinische onderzoeken.

 

Beoordelingsstrategie

Alle economische artikelen die voldeden aan de inclusiecriteria, zijn beoordeeld op hun toepasbaarheid en kwaliteit met behulp van de methodologische checklist voor economische evaluaties van nice, die is opgenomen in de aanverwanten van deze richtlijn. De methodologische checklist voor economische evaluaties werd ook toegepast op het economische model dat specifiek voor deze richtlijn is ontwikkeld. Onderzoeken die volledig of gedeeltelijk voldeden aan de criteria voor toepasbaarheid en kwaliteit zoals beschreven in de methodologische checklist, werden nader beschouwd tijdens het proces van richtlijnontwikkeling, samen met de resultaten van het economisch model. Ook de ingevulde methodologische checklists voor alle economische evaluaties die voor deze richtlijn zijn bestudeerd, zijn opgenomen in de aanverwanten.

 

Beschrijving van de resultaten en conclusies

Het economische bewijs dat is geëvalueerd voor deze richtlijn, is weergegeven in de verschillende modulen, volgend op het relevante klinische bewijs. Methoden en resultaten van de economische modellering zijn opgenomen als aanverwant. Kenmerken en resultaten van alle geëvalueerde onderzoeken zijn samengevat in economische bewijsprofielen, samen met bijbehorende klinische bewijsprofielen volgens grade.

Volgende:
Psychosociale interventies bipolaire stoornis